Het prachtige nazomerweer van afgelopen weekend bracht weer enkele nieuwe klanten naar onze boerderijwinkel. Onder hen Rogier en Yvette; een stel van een jaar of veertig uit Amsterdam. Terwijl Yvette gezellig babbelend wat groente verzamelt, duikt Rogier met zijn neus in de vriezer. “Wat hebben jullie veel vlees”, gromt hij. “Kijk Yvette, zoveel soorten. Dit is echt de droom van elke man.”
Voorzichtig kijkt Yvette over de rand van de koeling. “Is dit vlees van jullie eigen dieren?”
“Jazeker”, antwoord ik. “Rechts ligt de koe, links de schapen en varkens.”
Yvette moet dit even verwerken. “Wat ontzettend zielig. Heb je daar zelf geen moeite mee? Eerst lopen ze door je achtertuin en nu liggen ze hier in stukken.”
“Als ik er veel moeite mee had zou ik niet met een boer zijn getrouwd. Bovendien eet ik zelf ook graag vlees, en karbonades groeien nu eenmaal niet aan een boom.” Het enige hypocriete is dat ik nooit van mijn man wil horen welke koe of welk schaap er aan de beurt is om naar de slacht te gaan. Een naam of nummer is te confronterend.
Maar Yvette is hypocrieter. “Ik koop mijn vlees liever in de supermarkt. Daar vergeet ik dat de hamburgers en worsten van echte dieren zijn gemaakt. Ja toch, Rogier?”
Maar Rogier is los. “Kan ik voor mijn verjaardag in maart een half varken bestellen? Voor aan het spit? Lijkt me gewéldig.”
Op dat moment komt mijn man met twee nieuwe biggen het erf op gereden. Zeer toevallig, want slechts twee keer per jaar kopen we varkens bij een biologische boerin in Noord-Groningen. Ze eten restjes soep, brood en groente en na zes maanden gaan ze naar de slacht. Mooi op tijd voor de verjaardag van Rogier. “Je boft”, zeg ik en wijs naar bus. “Je kunt er nu vast eentje uitzoeken.”
Rogier jubelt, Yvette gruwelt. “Ik kan deze varkentjes onmogelijk opeten. Die roze is te lief. En kijk, die zwarte: wat een schattige oortjes. Nee Rogier, ik wil dit niet.” Maar Rogier is niet te houden en klimt in de bus. Met zijn telefoon maakt hij foto’s van de biggen, die nog wat overdonderd zijn door de reis en alle vreemde ogen. “Voor mijn verjaardag wil ik graag de ham van die zwarte. Vanaf nu kom ik elke week kijken of ze goed groeit.”
Ik noteer de bestelling en kijk het stel na als ze in hun auto wegrijdt. Wat zou ik graag horen wat ze nu tegen elkaar zeggen.
