“En, had het nut?”
Mijn man deed de voordeur achter zich dicht en lachte. “Nut? Dat weet je nooit in Den Haag. Maar we hebben in ieder geval onze stem laten horen.”
Terwijl hij op de bank plofte warmde ik zijn prakje op. “Waren er veel boeren?”
“Mwoa.”
“Heb je ministers gesproken? De staatssecretaris?”
“Ja, Van Dam was er.”
“En, wat zei hij?”
“Gewoon, wat hij moest zeggen.”
De vierhonderd kilometer heen en terug hadden mijn man niet spraakzamer gemaakt. Zwijgend at hij zijn snijbonen.
“Weet je wat het is?”, begon hij na de laatste hap. “De politiek staat zo ver van ons af. Vanmiddag heb ik twee rondetafelgesprekken bijgewoond. En bij beide sessies kreeg ik het gevoel dat ik mijn tijd zat te verdoen. De politici stelden vragen, maakten grapjes en zaten elkaar een beetje met hun ellebogen te porren. Terwijl zij besluiten nemen die voor boeren desastreuze gevolgen kunnen hebben. Het leek ze niet te deren.”
Ik ken het tafereel. Tot onze verhuizing werkte ik voor het tijdschrift IS (gelukkig op tijd van naam veranderd in OneWorld): een magazine over Internationale Samenwerking. Voor het beleid rond ontwikkelingssamenwerking moest ik regelmatig op het Binnenhof zijn. Verscheen ik voorafgaand in spijkerbroek op de redactie, dan werd ik terug naar huis gestuurd. ‘In Den Haag neemt niemand je serieus als je in spijkerbroek verschijnt’, zo zei mijn hoofdredacteur.
Op weg naar interviews en persconferenties snelde ik in mijn jurkje en op pumps over het Plein, en toegegeven: ik vond het er heerlijk. Het Binnenhof heeft iets magisch, iets spannends. Daar gebeurt het. En achteraf denk ik dat dát precies de valkuil is. De rest van het land lijkt namelijk zo ver weg als je voor de Tweede Kamer staat. Dáár wordt het spel gespeeld, daar zijn de camera’s en de partijvriendjes. En of jij, als grondgebonden boer, vanaf 2017 koeien moet opruimen of fosfaatrechten moet kopen, wordt bepaald op basis van belangen. Niet op argumenten van verduurzaming.
“Het was wel gezellig, in de bus met acht andere bioboeren”, lachte mijn man. “Onderweg hebben we met z’n allen een hamburger gegeten. Grappig ook om elkaar nu eens niet in overall, maar in een nette spijkerbroek te zien.”
“Spij…?” Ik bekeek mijn man. Wollen trui, blauwe jeans. Woest aantrekkelijk, wat mij betreft. Maar in gedachten zag ik mijn oude hoofdredacteur meewarig zijn hoofd schudden.