Gezinsleven Koeien Landbouwbeleid

Janken in de melkput

Mijn man huilt niet vaak. Sterker: ik heb het hem drie keer zien doen. Op onze bruiloft, tijdens onze verhuizing en toen ons pasgeboren nichtje overleed. Drie heftige momenten.

Aan de ontbijttafel had ik het dus niet verwacht. Het was een gewone dinsdagmorgen. De haardkachel brandde, buiten was de wereld wit. Ik zuchtte over de vijf surprises die nog af moesten en uitte mijn zorgen over het aanhoudende hoestje van onze jongste zoon. We dronken onze koffie. Tot er plotseling dikke tranen over zijn ongeschoren wangen biggelden. Had ik iets gemist?

“Ik wilde je er niet mee lastig vallen”, brak mijn man. “Maar ik heb de hele ochtend in de melkput staan janken. Alles, alles wat ik de afgelopen jaren heb opgebouwd is voor niets geweest. Er moeten tien koeien weg. Tien. Van de veertig. Ik kon ze vanochtend zo aanwijzen: jij, jij, jij en jij. Terwijl ze het zo goed doen en terwijl ze niks met de derogatie te maken hebben. Toch moeten ze dood.” Hortend en stotend snakte hij naar adem.

Ik nam zijn hoofd in mijn handen en streelde hem zachtjes. Was het echt al zover? Natuurlijk had ik de afgelopen weken de media gevolgd en de verhitte discussies op sociale media gelezen. Maar ergens had ik het vertrouwen dat grondgebonden boeren genoeg goede argumenten hadden om buiten de reductieregeling te blijven. Blijkbaar niet. Waar belangen spelen worden argumenten niet gehoord.

De tranen bleven komen. “Biologische boeren vielen altijd buiten de derogatiewetgeving; laat onze koeien er dan nú ook buiten. En laat de politiek een langetermijnvisie opstellen.” Wanhopig balde hij zijn vuisten in de lucht. “De bank. Wat zal de bank ervan denken? We zitten midden in de overname. In zorg investeren is risicovol en nu moet ook nog een kwart van onze koeien weg.” Nog harder streelde ik zijn hoofd.

Een antwoord had ik niet. Woorden van troost evenmin.

“Wat is er met papa?”, vroeg onze oudste zoon stilletjes. Ook de dreumes keek met grote ogen toe.

“Kom maar”, wenkte ik hen. “Papa is een beetje verdrietig.”

Ze klommen vanaf hun stoel in onze armen. De oudste gaf papa een kus. “Ben je nu weer beter?”

“Bijna, kleine man. Bijna. Ik ga maar weer eens aan het werk.” Zwijgend pakte hij zijn jas en stapte hij naar buiten, de vrieskou in. Achter het raam zwaaiden we hem uit. Verdrietig, verward. Ineens leken die surprises totaal niet meer belangrijk.

Dit vind je misschien ook leuk...