“Ik heb een probleem”, zegt mijn man ’s ochtends aan de ontbijttafel. Zijn gezicht staat zo ernstig dat mijn adem even stokt. Wat moest hij vertellen? Had hij weer een verkeersboete? Mot met de Belastingdienst? Een andere vrouw? In een halve seconde kan mijn hoofd van alles bedenken.
“Ik heb een vaars met een gaatje in haar speen.”
Oh. Grote opluchting aan mijn kant. “Dat lijkt me beter dan andersom.”
“Haha grappig. Ik bedoel een tweede gaatje, op de overgang van de uier naar de speen. Nooit eerder heb ik zoiets gezien. Er komt melk uit, maar als ik de melkmachine aankoppel hoor je flopsflopsflops; alsof hij geen vacuüm zuigt. Het kwartier gaat ook niet helemaal leeg. En via het gaatje gaan allerlei bacteriën naar binnen. Vanochtend zag ik al de eerste vlokken.”
“Dan moet die speen eraf. Anders heb je straks de ene uierontsteking na de andere”, zeg ik wijs.
Mijn man schudt zijn hoofd. “Dan kan ik mijn vaars voor de helft afschrijven. Driespenen geven altijd gedonder.”
“Kun je geen dikke klodder vaseline in het gat smeren?” Zomaar een idee.
Opnieuw schuddend belt mijn man de veearts. Deze herkent het probleem, maar kan niks zolang de vaars volop in de productie zit. “Pas als ze weer droog staat kan ik opereren. Van het gaatje maak ik dan een groter sneetje, dat ik vervolgens kan hechten. Tot die tijd moet je het goed schoon houden en hopen dat er geen uierontsteking ontstaat.”
’s Avonds ga ik mee de melkput in om de vaars te bezichtigen. Met het blote oog is het gaatje niet te zien, maar door de gespannen uier spuit er een dun straaltje melk uit de zijkant van de speen. Het is een bizar gezicht; net een lekke fietsband. Opnieuw komen er vlokken mee en als de melkklauw zich na tien minuten loskoppelt blijft de speen lopen. We zien het somber in. “Het duurt nog minstens een jaar voor ze weer droogstaat”, zegt mijn man. “Ik zal het kwartier langzaam moeten afbouwen. Helaas. Maar zie je die koe daar?” Hij wijst naar een koe met een gat in haar uier. “Dát wil ik voorkomen. Blijf je trouwens melken? Ik vind je zo aantrekkelijk in je rode overall.”
Een knus uurtje in de melkput volgt. We kletsen, zoenen, en net als ik denk: wat gaat het melken makkelijk, krijg ik een harde trap van een koe tegen mijn hand. Scheldend bekijk ik de zere plek. “Nu heb ik een gat in mijn hand.”
Mijn man lacht. “Dat lijkt me beter dan andersom.”